Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet ingegaan. Dat heeft ook gevolgen voor het bodembeheer in ons werkgebied.
Om inzicht te geven welk bodembeleid geldt, heeft elke gemeente in de regio Noordzeekanaalgebied, waaronder gemeente Zaanstad, een ‘Beleidskader bodem onder de Omgevingswet’ vastgesteld.
Dit beleidskader vervangt de gemeentelijke Nota’s bodembeheer. Het biedt een overzicht van het beleid en de regels die in deze gemeenten gelden voor het ontgraven, het verplaatsen en op of in de bodem aanbrengen (toepassen) van grond, baggerspecie of bouwstoffen en het saneren van de bodem.
Bodemregels gemeente Zaanstad
Op deze pagina vind u een samenvatting van de aanvullende bodemregels die door de gemeente Zaanstad zijn vastgesteld. Voor een toelichting hierop kunt u terecht in het Beleidskader bodem onder de Omgevingswet van de gemeente Zaanstad. Het Bodembeleidskader vindt u binnenkort op de website van de gemeente Zaanstad.
Let op! Lees onderstaande bodemregels in combinatie met de regels in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) en het omgevingsplan.
Inhoud
Graven in de bodem – Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)
Graven algemeen
Maatwerkregels Graven algemeen
Artikel Bal waarop de maatwerkregel betrekking heeft
Ingediende gegevens (meldings- en/of informatieplicht) zijn tijdens de uitvoering van de activiteit beschikbaar op locatie
Par. 4.119 en 4.120
Bodemonderzoek wordt in XML en PDF formaat ingediend
4.1221 en 4.1229 (in samenhang met par. 5.2.2)
PFAS-grond boven 59 µgkg ds (PFOS/overige PFAS) of 60 µg/kg ds (PFOA) wordt niet teruggeplaatst na tijdelijk uitnemen, maar afgevoerd
4.1222a lid 1 4.1230a lid 1
Graven in bodem met kwaliteit ≤ interventiewaarde bodemkwaliteit
Artikel Bal waarop de maatwerkregel betrekking heeft
Bij graafwerk in BKK-zones 1 en 5 en in bermen en/of taluds van rijks- en provinciale wegen en spoorzone binnen de bebouwde kom wordt een verkennend onderzoek conform NEN5740 uitgevoerd, ook als er geen verdenking bestaat op de aanwezigheid van een specifieke verontreiniging (puntbron). Hierbij geldt een uitzondering in BKK-zone 5 als representatieve informatie over de kwaliteit van de afdeklaag beschikbaar is en niet dieper dan de afdeklaag wordt gegraven.
4.1221 (in samenhang met par. 5.2.2)
Resultaten voorafgaand bodemonderzoek worden een week vantevoren ingediend
4.1221 lid 1
Verschillende grondsoorten worden gescheiden gehouden
4.1222
Graven in bodem met kwaliteit > interventiewaarde bodemkwaliteit
Artikel Bal waarop de maatwerkregel betrekking heeft
Bij graafwerk in BKK-zones 1 en 5 en in bermen en/of taluds van rijks- en provinciale wegen en spoorzone binnen de bebouwde kom wordt een verkennend onderzoek conform NEN5740 uitgevoerd, ook als er geen verdenking bestaat op de aanwezigheid van een specifieke verontreiniging (puntbron). Hierbij geldt een uitzondering in BKK-zone 5 als representatieve informatie over de kwaliteit van de afdeklaag beschikbaar is en niet dieper dan de afdeklaag wordt gegraven.
4.1229 (in samenhang met par. 5.2.2)
Als bij het graven sprake is van actuele risico’s door het onverwacht aantreffen van asbest, asbestverdacht materiaal of een andere verontreiniging wordt het bevoegd gezag hierover direct geïnformeerd
2.11 in samenhang met par. 4.120
Er wordt een hekwerk om de ontgravingslocatie en de depots aangebracht of op andere wijze geborgd dat de locatie niet toegankelijk is voor derden
2.11 in samenhang met par. 4.120
Licht verontreinigde grondsoorten worden (net als matig en sterk) gescheiden gehouden
4.1230 lid 2 onder a
Mobiele verontreiniging > interventiewaarde bodemkwalitiet wordt niet teruggeplaatst na tijdelijk uitnemen, maar afgevoerd. Grond uit een drijflaag wordt ook afgevoerd. Zie lijst met mobiele stoffen.
Regels kleinschalig graven zijn niet van toepassing op zeer klein graafwerk (tot 1 m3) zonder afvoer en op graafwerk in tuinen voor tuinonderhoud (tot 25 m3) zonder afvoer
Er wordt altijd een vooronderzoek uitgevoerd (behalve als sprake is van spoedreparaties van vitale ondergrondse infrastructuur) om te bepalen of sprake is van graafwerk ≤ of > de interventiewaarde bodemkwaliteit of dat sprake is van (verdenking op) een specifieke verontreiniging (puntbron)
Bij graafwerk in BKK-zones 1 en 5 en in bermen en/of taluds van rijks- en provinciale wegen en spoorzone binnen de bebouwde kom wordt een verkennend onderzoek conform NEN5740 uitgevoerd (behalve als in BKK-zone 5 representatieve informatie over de kwaliteit van de afdeklaag beschikbaar is en niet dieper dan de afdeklaag wordt gegraven); initiatiefnemer mag echter kiezen voor ‘worst-case’, geen verkennend onderzoek uitvoeren, maar werken onder regels voor kleinschalig graven > interventiewaarde bodemkwaliteit
Als een verkennend onderzoek is uitgevoerd, wordt dit ingediend, ook in XML-formaat. Het is ook beschikbaar op locatie.
Partijen grond van verschillende grondsoorten en kwaliteitsklassen worden zoveel mogelijk gescheiden gehouden
PFAS-grond boven 59 µg/kg ds (PFOS/overige PFAS) of 60 µg/kg ds (PFOA) wordt niet teruggeplaatst na tijdelijk uitnemen, maar afgevoerd
Na afloop van een spoedreparatie van vitale ondergrondse infrastructuur in BKK-zones 1 en 5, op beschikte locaties ‘ernst-geen spoed’ en in bermen en/of taluds van rijks- en provinciale wegen en spoorzone binnen de bebouwde kom wordt beperkte informatie verstrekt over de graafwerkzaamheden wanneer sprake is van afvoer van grond. Hierbij geldt een uitzondering in BKK-zone 5 als representatieve informatie over de kwaliteit van de afdeklaag beschikbaar is en niet dieper dan de afdeklaag wordt gegraven.
Vrijgekomen grond mag maximaal 8 weken na beëindiging van het graven worden opgeslagen
Kleinschalig graven (≤ 25 m3) in bodem met kwaliteit ≤ interventiewaarde bodemkwaliteit
Grond mag na tijdelijke uitname op of nabij het ontgravingsprofiel worden teruggebracht (behalve als een andere bewerking heeft plaatsgevonden dan zeven)
Kleinschalig graven (≤ 25 m3) in bodem met kwaliteit > interventiewaarde bodemkwaliteit
De informatieplicht geldt niet alleen bij afvoer van grond, maar ook bij het dieper graven dan een afdeklaag
De gegevens over de milieukundig begeleider worden een week van te voren ingediend (in geval van dieper graven dan de afdeklaag)
Ingediende gegevens (informatieplicht) zijn beschikbaar op locatie tijdens de uitvoering van de activiteit
Grond mag na tijdelijk uitnemen in het ontgravingsprofiel worden teruggebracht (behalve als een andere bewerking heeft plaatsgevonden dan zeven)
Mobiele verontreiniging > interventiewaarde bodemkwaliteit wordt niet teruggeplaatst na tijdelijk uitnemen, maar afgevoerd. Grond uit een drijflaag wordt ook afgevoerd. Zie lijst met mobiele stoffen.
Er wordt een hekwerk om de ontgravingslocatie en de depots aangebracht of op een andere wijze geborgd dat de locatie niet toegankelijk is voor derden
Het graven wordt uitgevoerd volgens BRL SIKB 7000 bij dieper graven dan de leeflaag. (Tevens is dan milieukundige begeleiding volgens BRL SIKB 6000 vereist.)
Saneren van de bodem – Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)
Maatwerkregels Saneren
Artikel Bal waarop de maatwerkregel betrekking heeft
Bij bouwen van een bodemgevoelig gebouw is saneringsaanpak verwijderen verplicht bij verontreiniging met vluchtige stoffen boven waarde toelaatbare kwaliteit ter plaatse van het gebouw, behalve als dit redelijkerwijs niet kan worden gevraagd. Dit laatste wordt beoordeeld bij een verzoek om maatwerkvoorschrift. Zie lijst met vluchtige stoffen.
4.1240 in samenhang met 4.1242
Het is niet toegestaan grond verontreinigd met mobiele stoffen > interventiewaarde bodemkwaliteit en/of een drijflaag te herschikken onder de afdeklaag. Zie lijst met mobiele stoffen.
4.1241 lid 5
Het is niet toegestaan om grond verontreinigd met PFAS boven 59 µg/kg ds (PFOS/overige PFAS) of 60 µg/kg ds (PFOA) te herschikken onder een afdeklaag
Toepassen van grond of baggerspecie (landbodem)- Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)
Maatwerkregels toepassen van grond en baggerspecie (gebiedsspecifiek beleid op grond van artikel 44 Besluit bodemkwaliteit (oud) zit voorlopig in Tijdelijk deel Omgevingsplan)
Artikel Bal waarop de maatwerkregel betrekking heeft
Op locaties binnen BKK-zone 1, 2 of 5 die zijn ingedeeld in de bodemfunctieklasse wonen mag toe te passen grond maximaal 100 mg/kg aan lood bevatten (voor de overige parameters geldt klasse wonen).
(4.1272, nu nog in Tijdelijk deel Omgevingsplan)
De toepassingseis binnen deelzones van zone 5 wordt bepaald door de bodemfunctieklasse.
(4.1272, nu nog in Tijdelijk deel Omgevingsplan)
Grond welke dieper dan 2 m-mv wordt toegepast moet overal voldoen aan de kwaliteitsklasse landbouw/natuur.
(4.1272, nu nog in Tijdelijk deel Omgevingsplan)
Ter plaatse van wegtracé’s, rijbaan en trottoirs van gemeentelijke wegen mag (behalve bij huisaansluitingen) in zones met bodemfunctie wonen en industrie kwaliteit industrie worden toegepast. Dit geldt alleen voor gebiedseigen grond uit de eigen gemeenten en de gemeenten waarvan de BKK is geaccepteerd als milieuverklaring bodemkwaliteit. Voor grond van buiten deze gemeenten en in de openbare weg ter plaatse van huisaansluitingen geldt de dubbele toets.
(4.1272, nu nog in Tijdelijk deel Omgevingsplan)
Wanneer binnen een zone (relatief kleine) locaties liggen met een gevoeliger gebruiksfunctie dan de vastgestelde bodemfunctie van de zone waarin ze gelegen zijn (bijvoorbeeld (buurt)moestuinen in de zone met de bodemfunctie wonen of een woning of speeltuin aan de rand van een bedrijfsterrein met de bodemfunctie industrie) moet toe te passen grond op deze plaatsen een schonere kwaliteitsklasse hebben (passend bij de bodemfunctie) dan in de omringende zone. Voor de juiste toepassingseis geldt altijd Tabel 6.1 in het Beleidskader bodem, waarbij de bodemfunctieklasse ter plaatse in ogenschouw wordt genomen (in plaats van de bodemfunctieklassenkaart).
(4.1272, nu nog in Tijdelijk deel Omgevingsplan)
Toepassen van bouwstoffen (landbodem) – Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)
Maatwerkregels Toepassen van bouwstoffen
Artikel Bal waarop de maatwerkregel betrekking heeft
Er is een meldplicht voor toepassen van staalslakken (ten minste vier weken van tevoren).
Paragraaf 4.123
Er is een meldplicht voor toepassen van grondstabilisatie van meer dan 1000 m2 (ten minste vier weken van tevoren).
Paragraaf 4.123
Bouwen van een bodemgevoelig gebouw (omgevingsplan)
Regels omgevingsplan m.b.t. bouwen van een bodemgevoelig gebouw
Voorafgaand aan de aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen van een bodemgevoelig gebouw in de gemeente Zaanstad wordt een verkennend bodemonderzoek conform NEN5740 uitgevoerd. Voor een tijdelijk bouwwerk kan een uitzondering gelden.
De resultaten van een bodemonderzoek worden, behalve in PDF-format, ook aangeleverd in het XML-format (SIKB0101)
Bij aanwezigheid van asbestverdacht bouw- of sloopafval of asbestverdacht recyclinggranulaat in de bodem, wordt (bij meer dan 50% bodemvreemd materiaal) het resultaat van een NEN5897-onderzoek verstrekt
Met een sanering onder het overgangsrecht (volgens de Wet bodembescherming of het Besluit uniforme saneringen) kan een vergelijkbaar resultaat worden behaald als met een sanering overeenkomstig het Bal. Daarom wordt onder het begrip sanerende of andere beschermende maatregel niet alleen verstaan een sanering volgens het Bal, maar ook een sanering als bedoeld in artikel 3.1 van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet, als een vergelijkbaar saneringsresultaat wordt behaald.
De waarde toelaatbare kwaliteit bodem bij het bouwen van een woning met tuin, een kinderdagverblijf met buitenruimte, of een school met buitenruimte is voor lood vastgesteld op 370 mg/kg (gemeten waarde) ter plaatse van de tuin of buitenruimte. Het volumecriterium van 25 m3 geldt hierbij niet.
De waarde toelaatbare kwaliteit bij het bouwen van een bodemgevoelig gebouw is voor PFOS is vastgesteld op 59 µg/kg ds en voor PFOA op 60 µg/kg ds (gemeten waarde). Voor overige PFAS geldt de waarde van PFOS.
In de vergunning wordt voorgeschreven dat een sanering conform Bal (of conform Wbb indien de sanering onder overgangsrecht valt) is uitgevoerd voorafgaand aan ingebruikname van het gebouw.
In de vergunning wordt voorgeschreven dat een week voorafgaand aan de ingebruikname van het gebouw het bevoegd gezag wordt geïnformeerd over de uitgevoerde sanering.
Aan de vergunning kunnen voorschriften worden verbonden in het geval dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel, maar door het stellen van voorschriften alsnog geschikt kan worden gemaakt. Dit artikel is in het omgevingsplan opgenomen met het oog op stoffen waarvoor (nog) geen waarde toelaatbare kwaliteit in het omgevingsplan is vastgesteld, maar die wel negatieve effecten op de gezondheid van de gebruikers kunnen hebben. Het kan ook gaan om een verontreiniging in het grondwater die mogelijk een nadelig effect op de gezondheid heeft.
Beleidsregels (apart vastgesteld, niet in Omgevingsplan)
Beleidsregels (apart vastgesteld, niet in Omgevingsplan)
Artikel Bal waarop de beleidsregel betrekking heeft
Bodemonderzoeken zijn maximaal 10 jaar geldig. Voorwaarde is dat men kan aantonen dat in de tussentijd geen verontreiniging is toegevoegd, of bodemrapporten kan overleggen waaruit blijkt dat er sprake is van een stabiele situatie (bij mobiele stoffen). Het eerder uitgevoerde bodemonderzoek heeft betrekking op de relevante bodemlagen en onderzochte parameters en ligt in de directe nabijheid van locatie waarop de melding betrekking heeft.
4.1221 en 4.1229 (in samenhang met par. 5.2.2)
Herschikken mag niet leiden tot vermindering van de bodemkwaliteit. Het stand-still beginsel geldt bij saneren op stofniveau, behalve voor stoffen binnen de oudstedelijke ophooglaag. Stand-still betekent ook dat geen sterke verontreiniging op een niet-sterk verontreinigde onderlaag mag worden aangebracht.
4.1241 lid 5
Voor het toepassen van chloridehoudende grond op landbodem binnen de gemeente Zaanstad geldt het volgende: Toepassen van grond met een maximale concentratie chloride tot 200 mg/kg d.s. is toegestaan; Bij een chloridegehalte tussen 200 en 500 mg/kg d.s. beoordeelt het bevoegd gezag de toepassing op het voorkomen van kwetsbare ontvangende watergangen in de nabijheid. Er wordt daarbij een afweging gemaakt tussen enerzijds het volume van de toepassing en het chloridegehalte in het toe te passen materiaal en anderzijds de grootte van de ontvangende watergang; Het toepassen van grond met een concentratie aan chloride boven de 500 mg/kg d.s. is niet toegestaan. Het is toegestaan grond toe te passen met een chloridegehalte van maximaal 2.000 mg/kg d.s. ter plaatse van de Westzanerpolder/Hoogtij.
2.11 (zorgplicht) en 4.1272
Op plekken waar kwetsbare groepen veelvuldig contact met de bodem hebben, zoals op kinderspeelplaatsen en moes-/volkstuinen, mag asbest analytisch niet aantoonbaar in de grond voorkomen. Er mag ook geen asbest zichtbaar zijn.
2.11 (zorgplicht) en 4.1272
Toepassingen in het veenweidegebied mogen alleen met de grondsoort veen plaatsvinden (uitzondering voor klei-op-veenproef, zie Beleidskader bodem).